Productinformatie

Een afzuigstandpijp (1) met slangaansluiting of met afvoerkleppen kan direct op de bajonetaansluiting worden gemonteerd. Een geïntegreerde terugslagklep in de standpijp of afvoerklep met buisbeluchter en terugslagklep zijn voordeel.

Dankzij de in serie geschakelde aftapkranen (2) bevinden de watertappunten zich altijd op de plek waar ze daadwerkelijk nodig zijn. De toevoerleidingen naar de aftappunten hoeven zich niet in het vorstvrije gebied te bevinden, omdat het hele netwerk wordt geleegd als de hoofdkraan wordt gesloten en vervolgens alle aftappunten worden geopend. De aftapkranen zijn gemonteerd in stevige aftapkasten (3), die ook verkrijgbaar zijn in een berijdbare versie.

De afzonderlijke (5) of hoofdkraan (6) wordt geopend en gesloten met de stijgsleutel (4) - in een in lengte verstelbare, robuuste beschermbuis.

De hoofdkraan (6) heeft aan beide zijden binnendraad en wordt, net als de afzonderlijke kraan (5), klaar voor installatie geleverd in maten van DN 20 (3/4“) tot DN 50 (2”).

Wanneer de hydranten gesloten zijn en de aftapkranen (2) geopend of de aftapstandpijp (1) verwijderd is, loopt het volledige stroomafwaartse leidingnet leeg. Dit garandeert ook aan de uitlaatzijde een absolute vorstbeveiliging.

Hoofd- en individuele hydranten zijn ontworpen voor gebruik in de grond op vorstvrije diepten. Bij het afsluiten loopt de hydrant en dus ook de stroomafwaartse of stijgende leidingen automatisch leeg. Als de hydrant wordt geopend, wordt de aftapopening gesloten door de afsluitzuiger. Bij de installatie moet erop worden gelet dat de te draineren leidingen met voldoende afschot naar de hydrant worden gelegd, zodat het drainagewater volledig kan weglopen en wegsijpelen (grond). De basisflensplaat van de hydrant moet zodanig in de grond verankerd worden (funderingssteen) dat de hydrant beveiligd is tegen verdraaien en verzakken. De verbindingsbuis tussen de uitlaatbocht van de enkele hydrant en de geleidingsschijf kan ter plaatse worden geïnstalleerd. De geleidingsschijf moet vastgeschroefd worden aan de staaf van de kraankast. Hiervoor zijn geschikte gaten voorzien.

Het wordt aanbevolen om de moersleutel op het vierkant van de hydrant vast te zetten met een roestvrijstalen splitpen om onbedoelde verwijdering te voorkomen. De beschermbuis moet zo geïnstalleerd worden dat de werking van de hydrant niet belemmerd wordt door aarde, stenen of vuil. Bij het sluiten van de hydrant mag een koppel van 40 Nm niet overschreden worden. De hydranten moeten altijd volledig worden geopend; ze mogen niet worden gebruikt als smoorklep of regelklep vanwege de automatische aftap.  De bovendelen en afdichtingen van hoofd- en individuele hydranten kunnen niet worden vervangen. De fittingen zijn onderhoudsvrij.

Enkelvoudige hydrantensets

zijn net als andere hydranten ontworpen voor gebruik in vorstvrije ruimtes onder vloerniveau. Bij uitschakeling loopt de hele installatie aan de uitlaatzijde automatisch leeg. Alle afzonderlijke onderdelen in de grond zijn volledig voorgemonteerd in de fabriek voor verschillende installatiedieptes. Tijdens de installatie moet er alleen voor worden gezorgd dat het drainagewater probleemloos in de grond kan sijpelen (grofkorrelig grindbed).

Afvoerventielen

moeten ter plaatse met de montageflens op de stang van de kraankast worden geschroefd. De ventielen kunnen ook aan de bodemplaat van de kraankast worden bevestigd. De bovendelen van de aftapkranen zijn uitwisselbaar.